Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
In Nederland kunnen bedrijven die winst behalen met R&D-projecten, gebruikmaken van de zogeheten innovatiebox. Deze innovatiebox is in feite geen aparte box, maar een vrijstelling van 80% van de innovatiewinst. Het is van toepassing op winsten en verliezen uit zelf voortgebrachte immateriële activa die met WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, een fiscale regeling voor research & development) zijn voortgebracht. Denk hierbij aan royalty’s, licenties, winst bij verkoop van het intellectueel eigendom, maar ook: een deel van de verkoopprijs van een product of dienst waarin de innovatie is opgenomen. Grotere ondernemingen zullen behalve WBSO ook een octrooiportefeuille nodig hebben om gebruik te kunnen maken van de innovatiebox.
Wat België betreft, dat kent een aantal federale en gewestelijke steunmaatregelen met betrekking tot octrooien. Enerzijds kan voor de ontwikkeling van een uitvinding een subsidie verkregen worden. Dit kan via de KMO-portefeuille in Vlaanderen, via de cheques-entreprises in Wallonië of via de Innovation Voucher uitgereikt door Innoviris in Brussel. Deze subsidies kunnen ook al in het stadium van het aanvragen van een octrooi beschikbaar worden gesteld.
Anderzijds worden de inkomsten voortvloeiend uit een octrooi deels vrijgesteld van (winst)belasting voor een onderneming met een Belgische R&D-entiteit, waarbij het octrooi toerekenbaar is aan deze Belgische entiteit. Deze inkomsten zijn bijvoorbeeld royalty’s, licenties, winst bij verkoop van het intellectueel eigendom maar ook: een deel van de verkoopprijs van een product of dienst waarin de geoctrooieerde innovatie is opgenomen. Deze vrijstelling van belasting kan oplopen tot 85% procent van de inkomsten. De exacte berekening is vrij complex en hangt van veel factoren af, hiervoor kan men het beste een expert raadplegen.
Er zijn veel dingen om op te letten, met name bij licenties. Bij verkoop spreekt men de voorwaarden af, en dan moet men zorgen voor correcte overdracht. Daar kan veel bij mis gaan, maar in principe betreft het een procedurele handeling.
Bij licenties ligt het ingewikkelder: wil men het hele octrooi licentiëren, of slechts een gedeelte? Voor het hele gebied of de hele loopduur, of met een geografische dan wel tijdelijke beperking? De voorwaarden kunnen ook sterk verschillen: men kan een vast bedrag afspreken, maar ook werken met een percentage van de bereikte omzet, de hoeveelheid geproduceerde waren, en allerlei andere voorwaarden, alleen of in combinatie. Daarnaast is het van groot belang dat de afspraken goed worden vastgelegd. Het is sterk aan te bevelen hierbij een specialist in te schakelen.
Een IE-depot wordt soms gebruikt om later te kunnen bewijzen dat men op zekere datum bezit had van de in het depot weergegeven kennis. Als men geen octrooiaanvraag wil doen, maar ook niet het risico wil lopen dat een concurrent octrooi krijgt op een gelijksoortig product of proces, dan kan men het proces of product beschrijven en deponeren bij een notaris. Mocht men dan in de toekomst geconfronteerd worden met een octrooi van een concurrent, dan kan men bewijzen dat men deze kennis ook al had. Dit kan behulpzaam zijn in een inbreukzaak, wanneer men zich beroept op een recht van voorgebruik. Een depot kan ook behulpzaam zijn wanneer men met derden iets ontwikkelt, en later wil kunnen bewijzen welke kennis men al voor de samenwerking had. Een IE-depot is geen recht, maar eerder een bewijsstuk.
Wereldwijd bestaan verschillende classificatiesystemen, maar de meest voorkomende zijn het International Patent Classification (IPC) en het Cooperative Patent Classification (CPC). Dit zijn systemen waarbij octrooidocumenten worden geclassificeerd op inhoud. IPC klassen moeten worden gebruikt door elke instantie die octrooidocumenten publiceert en verleent. Dit betekent dus dat elk gepubliceerd octrooidocument één of meer IPC klassen heeft. Het IPC is een zeer uitgebreid systeem en bevat meer dan 100.000 verschillende klassen.
Het CPC is een samenvoeging van classificatiesystemen van de Europese en Amerikaanse Octrooibureaus. Dit is nog uitgebreider dan het IPC en bevat meer dan 250.000 klassen. Het wordt steeds meer gebruik door nationale octrooiverlenende instanties (naast de Europese en Amerikaanse Octrooibureaus) zoals de Chinese en ZuidKoreaanse Octrooibureaus.
Octrooien kunnen verleend worden voor uitvindingen die voldoen aan de eisen voor octrooieerbaarheid, waaronder nieuwheid, inventiviteit, en (industriële) toepasbaarheid. Voor een medicijn dat aan deze eisen voldoet kan een octrooi worden aangevraagd, ook voor nieuwe toepassingen van bestaande medicijnen. Echter, als de ontdekking slechts het mechanisme is op basis waarvan een bekend medicijn werkt in een bekende toepassing, dan zal die ontdekking als zodanig niet vatbaar voor octrooi zijn. Maar als het werkingsmechanisme tot een verbeterde vorm of verbeterde toepassing leidt, bijvoorbeeld een bijzondere doseringsvorm of een werkwijze om een medicijn te maken, dan kan daarin een octrooieerbare uitvinding schuilen.
In een octrooiaanvraag of octrooi vindt u informatie over de aanvrager en uitvinder, de datum van indiening, de status van de aanvraag, in welke landen of regio’s octrooi is aangevraagd en verleend. Uiteraard staat de uitvinding zélf ook in het octrooi. Naast informatie over het onderwerp en de uitvinding leest u ook wat er onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. Dit laatste wordt bepaald door de zogenaamde conclusies van een octrooi, in het Engels claims genoemd.
Op de pagina 'Een octrooi nader bekeken' vindt u een voorbeeld van een octrooi met uitleg.
Er bestaan veel verschillende vormen van octrooionderzoek. De meest veelkomende vormen van octrooionderzoek zijn: nieuwheidsonderzoek, inbreukonderzoek, geldigheidsonderzoek, octrooimonitoring, landscaping en bibliografische onderzoeken.
Op de pagina 'Verschillende vormen van octrooionderzoek' leest u hier meer over.
Ook hiervoor geldt dat verschillende landen enigszins verschillende regels hebben rond wat mag en wat niet mag.
Voor Nederland sluit Artikel 53(3) van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW1995) onderzoeksdoeleinden aan iets wat geoctrooieerd is uit van de beschermingsomvang van een octrooi; de onderzoeksvrijstelling. Wanneer iets 'onderzoek' is en onder deze vrijstelling valt, is vastgesteld in de rechtspraak. Zo is het doen van onderzoek niet voorbehouden aan wetenschappers, maar ook commerciële organisaties kunnen onderzoek doen. Over het algemeen geldt dat veel onderzoek, zoals onderzoek naar een nog onbekende toepassing of een verbeterde variant, onder de onderzoeksvrijstelling valt. Ook onderzoek naar de vraag of commerciële toepassing mogelijk is, valt over het algemeen onder de onderzoeksvrijstelling. Onderzoek voor het verkrijgen van een noodzakelijke marktregistratie valt meestal niet onder de onderzoeksvrijstelling. Het is aan te bevelen een specialist te raadplegen alvorens onderzoek op te starten waarvoor men denkt de onderzoeksvrijstelling nodig te hebben.
Voor België geldt dat Artikel XI.34 van het Wetboek van Economisch Recht toelicht welke bescherming niet verleend wordt door een octrooi. Lid b van dit artikel luidt: handelingen die op en/of met het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding worden verricht, voor wetenschappelijke doeleinden. Er mag dus onderzoek gedaan worden met een geoctrooieerde chemische stof, zolang dit research louter wetenschappelijk en dus niet voor commerciële doeleinden plaatsvindt. Dit is een specifiek voorbeeld van de bestaansreden van octrooien: de octrooihouder geniet commerciële monopolie in ruil voor het bekendmaken van zijn uitvinding. Dankzij deze bekendmaking kunnen niet-octrooihouders de kennis van die uitvinding gebruiken voor wetenschappelijke doeleinden.
Voor Duitsland geldt dat als de geoctrooieerde chemische stof kan worden aangekocht, onderzoek op en met de chemische stof kan worden uitgevoerd. Het octrooirecht is dan immers uitgeput. Verder staat § 11 nr. 2 van de octrooiwet handelingen voor experimentele doeleinden toe die betrekking hebben op het onderwerp van geoctrooieerde uitvindingen. Het doel van het experiment of onderzoek is niet beperkt; zowel een wetenschappelijk als een industrieel doel kan worden nagestreefd. In ieder geval is het raadzaam om een deskundige te raadplegen alvorens het onderzoek te starten.