Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Het is in dat geval van groot belang de inbreuk te bewijzen. Als het een fysiek product betreft, dan zou bijvoorbeeld het product onderzocht moeten worden en vervolgens vergeleken met de conclusies in het octrooi. Het is raadzaam hierbij advies van een octrooigemachtigde in te winnen. Als er inbreuk wordt gemaakt op een werkwijze is zulk bewijs vaak moeilijker te achterhalen. Afhankelijk van de jurisdictie waarin inbreuk wordt vermoed, kunnen er echter juridische instrumenten bestaan om het achterhalen van bewijs te vergemakkelijken.
De Nederlandse wet voorziet bijvoorbeeld in de mogelijkheid van een bewijsbeslag, indien men aannemelijk kan maken dat er waarschijnlijk inbreuk gepleegd wordt, maar (meer) bewijs nodig heeft voor een inbreukprocedure. Het horen van getuigen behoort ook tot de mogelijkheden.
In Duitsland kan de vermeende inbreukmaker door de octrooihouder worden verzocht om documenten te overleggen en materie of werkwijzen te laten inspecteren die onderwerp zijn van het octrooi (§ 140c PatG). Hiertoe moet de vermeende inbreuk echter voldoende waarschijnlijk worden geacht. In eerste instantie kan dan een instemmingsverzoek of een waarschuwing worden gericht aan de vermeende inbreukmaker. In sommige gevallen maakt dit al een einde aan de mogelijke inbreukmakende handeling. In tweede instantie kan een inbreukprocedure worden gestart bij een Duitse regionale rechtbank met een octrooikamer.
België is een voorbeeld van een land waarin de mogelijkheid van beschrijvend beslag bestaat: hierbij kan een neutrale expert onderzoek doen in een productiefaciliteit van een vermeende inbreukmaker.
In principe ligt de inhoud van een aanvraag vast op het moment van indienen, en kan hieraan niets inhoudelijks worden toegevoegd. Dit heeft als doel derden te beschermen tegen het ontstaan van rechten 'met terugwerkende kracht', die niet voorzien waren op het moment van indienen. Wel is het mogelijk de octrooiconclusies te wijzigen na indiening, mits deze wijziging gebaseerd is op de inhoud van de aanvraag zoals ingediend.
Het is wel mogelijk om tot een jaar na indiening van een octrooiaanvraag een vervolgaanvraag in te dienen. Daarin kan nieuwe informatie ('materie') worden opgenomen. Voor hetgeen al in de originele aanvraag ('prioriteitsaanvraag') beschreven is, kan dan een beroep worden gedaan op de indieningsdatum van die prioriteitsaanvraag (de prioriteitsdatum), terwijl voor de nieuwe informatie de feitelijke datum van indiening van de vervolgaanvraag als toetsingsdatum voor de octrooieringsvereisten zal gelden.
Deze vervolgaanvraag is dus een afzonderlijke aanvraag. In de praktijk wordt de combinatie van een prioriteits- en vervolgaanvraag gebruikt om de kansen op verlening te vergroten. Men kan de prioriteitsaanvraag indienen en door de octrooiverlenende instantie laten onderzoeken om een indruk te krijgen van welke bezwaren er mogelijk bestaan tegen verlening. Hiermee kan men rekening houden bij het opstellen van de (definitieve) vervolgaanvraag, bijvoorbeeld door het toevoegen van voorbeelden of het wijzigen van de tekst. Het is dan wel belangrijk zo goed mogelijk rekening te houden met wat sinds de indiening van de prioriteitsaanvraag is gepubliceerd.
Dat hangt helemaal af van de afspraken die men met het andere bedrijf maakt. In principe geldt dat beide partijen rechten hebben op de uitvinding(en) die voortvloeit (voortvloeien) uit het onderzoek dat men met een ander bedrijf doet. Men kan dan gezamenlijk octrooi aanvragen. Het is van belang van te voren na te denken over hoe beide partijen omgaan met de verleningsfase, waarin de formulering van de octrooiconclusies (claims) wordt vastgelegd. Wie heeft het laatste woord over de conclusies, mocht er verschil van inzicht zijn? Hoe worden de kosten verdeeld? Het is ook mogelijk dat men gezamenlijk een onderzoekstraject doorloopt, waarbij is afgesproken welk van beide partijen welke (delen van de) IE-rechten krijgt. Ook hier geldt dat het van groot belang is van tevoren vast te leggen wie waarop recht heeft.
Octrooien zijn vrij te raadplegen via websites zoals nl.espacenet.com, be.espacenet.com, worldwide.espacenet.com of www.google.com/patents. Bij het ontwikkelen van een nieuw product zou men via deze websites een uitgebreide studie kunnen doen naar welke rechten van derden er bestaan in het gebied waar men het nieuwe product wenst te vermarkten. Ook kan men bijhouden wat voor aanvragen er ingediend worden en beoordelen of deze relevant zijn voor de producten. Dit geeft een aardig beeld, maar het is ook mogelijk een professioneel 'third party right'-onderzoek te laten uitvoeren door een onderzoekspecialist die weet waar hij of zij moet kijken.
Het kunnen aantonen dat de uitvinding werkt speelt een rol bij een aantal octrooieringsvereisten, met name nawerkbaarheid en inventiviteit. Nawerkbaarheid houdt in dat de uitvinding op zodanige wijze in de aanvraag moet zijn beschreven dat de vakman deze in de praktijk kan brengen. Hiervoor kan onder andere gebruik worden gemaakt van tekeningen en uitvoeringsvoorbeelden. Wanneer de inventiviteit berust op een bijzonder effect dan kan het ook nodig zijn om aan te tonen dat dit effect inderdaad bereikt wordt met de uitvinding. Ook hier kunnen uitvoeringsvoorbeelden van pas komen. Dergelijke voorbeelden worden vaak opgenomen in octrooiaanvragen op het gebied van de chemie en de life sciences.
De aanduiding 'patent pending' houdt in dat de producent van het betreffende product octrooi heeft aangevraagd op een uitvinding die op één of andere wijze met het product te maken heeft. Aangezien de gemiddelde octrooiverleningsprocedure al snel een aantal jaren kan duren, en fabrikanten niet hoeven te wachten met het vermarkten van hun vinding tot na de verlening van het octrooi, kan een product voorzien worden van de aanduiding 'patent pending'. De producent wil zo laten zien dat het octrooi innovatief is, terwijl hij nog niet daadwerkelijk in het bezit is van een verleend octrooi. De aanvraag is namelijk nog in behandeling, oftewel ‘pending’.
De meeste landen hebben online een register waarin alle gepubliceerde aanvragen en verleende octrooien zijn geordend. In het register is ook zichtbaar of een aanvraag inmiddels verleend is, of wellicht geweigerd of teruggetrokken. Voor Europa is het register te vinden op https://register.epo.org/regviewer. Verder biedt Espacenet (www.worldwide.espacenet.com/) een breed overzicht van aanvragen en octrooien, uit de meeste landen ter wereld. Daar is ook voor veel landen informatie over de status van specifieke octrooirechten te vinden.
Soms kan dit zinvol zijn, mits de aanvraag niet gepubliceerd is, en de uitvinding ook niet op andere wijze openbaar is gemaakt. Dan is namelijk de in de aanvraag weergegeven kennis niet in het publieke domein terecht gekomen.
Natuurlijk kan het zijn dat er tussen het indienen van de eerdere aanvraag en het nogmaals indienen andere publicaties zijn geweest. Zo kan het gebeuren dat de later ingediende aanvraag niet nieuw of niet inventief is, waar de eerder ingediende aanvraag dat wel zou zijn geweest. Later indienen vergroot nu eenmaal de kans op schadelijke eerdere publicaties.
De snelheid is sterk afhankelijk van waar men octrooi wenst te krijgen, welke procedure men volgt en hoe sterk de vinding is waarvoor men bescherming wenst.
Voor Nederlandse en Belgische octrooien is de verleningsprocedure zeer voorspelbaar. Circa anderhalf jaar na het indienen van de aanvraag wordt octrooi verleend. Dit octrooi is formeel niet getoetst op geldigheid, maar is wel voorzien van een nieuwheidsrapport met schriftelijke opinie afgeleverd door het Europese Octrooibureau (EOB). Op verzoek van de aanvrager kan het octrooi zelfs op een kortere termijn verleend worden. Wettelijk gesproken kan het octrooi verleend worden vanaf het moment dat de octrooiaanvraag aan alle formaliteiten voor de verlening van het octrooi voldoet.
De verleningsprocedure voor Duitse octrooien omvat wel een formele inhoudelijke beoordeling. De verleningsprocedure neemt gemiddeld drie jaar in beslag, mits er geen verzoeken om verlenging van de termijnen worden ingediend.
Voor Europese octrooiaanvragen (die ook voor Nederland, België en Duitsland verleend kunnen worden) duurt de verleningsprocedure gemiddeld twee jaar, al zijn er uitschieters naar meer dan 10 jaar bekend. Voor een belangrijk deel heeft de aanvrager invloed op de snelheid. Wanneer snel octrooi gewenst is, kan er bijvoorbeeld een verzoek om versnelde beoordeling gedaan worden.
Trage verleningsprocedures hebben voordelen. Er kunnen zo veel kosten worden uitgesteld. Een trage verleningsprocedure biedt ook langer mogelijkheden de commerciële waarde van de vinding in te schatten en de verleningsprocedure(s) daarop af te stemmen. Ook houdt men daarmee de concurrenten langer in onzekerheid over de precieze beschermingsomvang van het uiteindelijke octrooi.
Vertraging van de verleningsprocedure en uitstel van kosten is ook een belangrijke reden waarom internationaal georiënteerde organisaties ervoor kiezen om eerst een internationale aanvraag in te dienen (PCT-aanvraag) en op basis daarvan nationale/regionale aanvragen in te dienen. Hiermee kan maximaal 30 maanden uitstel worden verkregen.
Octrooien zijn verbodsrechten: met een octrooi kan men anderen beletten de uitvinding (bedrijfsmatig) toe te passen, maar een octrooi geeft niet automatisch het recht die uitvinding zelf toe te passen. Dit recht geldt maximaal 20 jaar, voor door de octrooihouder te bepalen landen naar keuze. Een alternatieve manier om de uitvinding te beschermen tegen toepassing door derden is bijvoorbeeld door de uitvinding geheim te houden. Dit is meestal goedkoper en er bestaat geen tijdslimiet, maar het resultaat is meer onzeker. Het biedt geen bescherming tegen reverse-engineering door concurrenten of tegen derden die onafhankelijk tot een vergelijkbare uitvinding komen. Bovendien kan een ex-werknemer de geheime kennis meenemen naar een concurrent. Tegen dat laatste biedt wetgeving op basis van Europese richtlijn, 2016/943/EU enig soelaas. Mocht men op grond van dergelijke wetgeving iets tegen gestolen of achterhaalde bedrijfsgeheimen willen ondernemen, dan is onder meer een goed registratiesysteem van die bedrijfsgeheimen nodig.
Diverse landen, waaronder Duitsland en China, kennen als alternatief voor een octrooi, naast geheimhouding, het zogeheten gebruiksmodel. In Duitsland staat dit bekend als ‘Gebrauchsmuster’. Het gebruiksmodel biedt dezelfde beschermingsomvang als een octrooi, maar is niet geschikt voor alle uitvindingen. Het kan met name een geschikt middel zijn voor de bescherming van producten, maar niet voor processen. Ook is de maximale duur van het recht in het algemeen korter. In Duitsland is de maximale beschermingstermijn 10 jaar. In tegenstelling tot een octrooi, wordt in Duitsland voor een gebruiksmodel echter geen inhoudelijk onderzoek verricht. Om die reden zijn de kosten voor een gebruiksmodel aanzienlijk lager dan die voor een octrooi.