Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Er zijn veel dingen om op te letten, met name bij licenties. Bij verkoop spreekt men de voorwaarden af, en dan moet men zorgen voor correcte overdracht. Daar kan veel bij mis gaan, maar in principe betreft het een procedurele handeling.
Bij licenties ligt het ingewikkelder: wil men het hele octrooi licentiëren, of slechts een gedeelte? Voor het hele gebied of de hele loopduur, of met een geografische dan wel tijdelijke beperking? De voorwaarden kunnen ook sterk verschillen: men kan een vast bedrag afspreken, maar ook werken met een percentage van de bereikte omzet, de hoeveelheid geproduceerde waren, en allerlei andere voorwaarden, alleen of in combinatie. Daarnaast is het van groot belang dat de afspraken goed worden vastgelegd. Het is sterk aan te bevelen hierbij een specialist in te schakelen.
Een IE-depot wordt soms gebruikt om later te kunnen bewijzen dat men op zekere datum bezit had van de in het depot weergegeven kennis. Als men geen octrooiaanvraag wil doen, maar ook niet het risico wil lopen dat een concurrent octrooi krijgt op een gelijksoortig product of proces, dan kan men het proces of product beschrijven en deponeren bij een notaris. Mocht men dan in de toekomst geconfronteerd worden met een octrooi van een concurrent, dan kan men bewijzen dat men deze kennis ook al had. Dit kan behulpzaam zijn in een inbreukzaak, wanneer men zich beroept op een recht van voorgebruik. Een depot kan ook behulpzaam zijn wanneer men met derden iets ontwikkelt, en later wil kunnen bewijzen welke kennis men al voor de samenwerking had. Een IE-depot is geen recht, maar eerder een bewijsstuk.
Wereldwijd bestaan verschillende classificatiesystemen, maar de meest voorkomende zijn het International Patent Classification (IPC) en het Cooperative Patent Classification (CPC). Dit zijn systemen waarbij octrooidocumenten worden geclassificeerd op inhoud. IPC klassen moeten worden gebruikt door elke instantie die octrooidocumenten publiceert en verleent. Dit betekent dus dat elk gepubliceerd octrooidocument één of meer IPC klassen heeft. Het IPC is een zeer uitgebreid systeem en bevat meer dan 100.000 verschillende klassen.
Het CPC is een samenvoeging van classificatiesystemen van de Europese en Amerikaanse Octrooibureaus. Dit is nog uitgebreider dan het IPC en bevat meer dan 250.000 klassen. Het wordt steeds meer gebruik door nationale octrooiverlenende instanties (naast de Europese en Amerikaanse Octrooibureaus) zoals de Chinese en ZuidKoreaanse Octrooibureaus.
Octrooien kunnen verleend worden voor uitvindingen die voldoen aan de eisen voor octrooieerbaarheid, waaronder nieuwheid, inventiviteit, en (industriële) toepasbaarheid. Voor een medicijn dat aan deze eisen voldoet kan een octrooi worden aangevraagd, ook voor nieuwe toepassingen van bestaande medicijnen. Echter, als de ontdekking slechts het mechanisme is op basis waarvan een bekend medicijn werkt in een bekende toepassing, dan zal die ontdekking als zodanig niet vatbaar voor octrooi zijn. Maar als het werkingsmechanisme tot een verbeterde vorm of verbeterde toepassing leidt, bijvoorbeeld een bijzondere doseringsvorm of een werkwijze om een medicijn te maken, dan kan daarin een octrooieerbare uitvinding schuilen.
De aanduiding 'patent pending' houdt in dat de producent van het betreffende product octrooi heeft aangevraagd op een uitvinding die op één of andere wijze met het product te maken heeft. Aangezien de gemiddelde octrooiverleningsprocedure al snel een aantal jaren kan duren, en fabrikanten niet hoeven te wachten met het vermarkten van hun vinding tot na de verlening van het octrooi, kan een product voorzien worden van de aanduiding 'patent pending'. De producent wil zo laten zien dat het octrooi innovatief is, terwijl hij nog niet daadwerkelijk in het bezit is van een verleend octrooi. De aanvraag is namelijk nog in behandeling, oftewel ‘pending’.
Het is in dat geval van groot belang de inbreuk te bewijzen. Als het een fysiek product betreft, dan zou bijvoorbeeld het product onderzocht moeten worden en vervolgens vergeleken met de conclusies in het octrooi. Het is raadzaam hierbij advies van een octrooigemachtigde in te winnen. Als er inbreuk wordt gemaakt op een werkwijze is zulk bewijs vaak moeilijker te achterhalen. Afhankelijk van de jurisdictie waarin inbreuk wordt vermoed, kunnen er echter juridische instrumenten bestaan om het achterhalen van bewijs te vergemakkelijken.
De Nederlandse wet voorziet bijvoorbeeld in de mogelijkheid van een bewijsbeslag, indien men aannemelijk kan maken dat er waarschijnlijk inbreuk gepleegd wordt, maar (meer) bewijs nodig heeft voor een inbreukprocedure. Het horen van getuigen behoort ook tot de mogelijkheden.
In Duitsland kan de vermeende inbreukmaker door de octrooihouder worden verzocht om documenten te overleggen en materie of werkwijzen te laten inspecteren die onderwerp zijn van het octrooi (§ 140c PatG). Hiertoe moet de vermeende inbreuk echter voldoende waarschijnlijk worden geacht. In eerste instantie kan dan een instemmingsverzoek of een waarschuwing worden gericht aan de vermeende inbreukmaker. In sommige gevallen maakt dit al een einde aan de mogelijke inbreukmakende handeling. In tweede instantie kan een inbreukprocedure worden gestart bij een Duitse regionale rechtbank met een octrooikamer.
België is een voorbeeld van een land waarin de mogelijkheid van beschrijvend beslag bestaat: hierbij kan een neutrale expert onderzoek doen in een productiefaciliteit van een vermeende inbreukmaker.
In principe ligt de inhoud van een aanvraag vast op het moment van indienen, en kan hieraan niets inhoudelijks worden toegevoegd. Dit heeft als doel derden te beschermen tegen het ontstaan van rechten 'met terugwerkende kracht', die niet voorzien waren op het moment van indienen. Wel is het mogelijk de octrooiconclusies te wijzigen na indiening, mits deze wijziging gebaseerd is op de inhoud van de aanvraag zoals ingediend.
Het is wel mogelijk om tot een jaar na indiening van een octrooiaanvraag een vervolgaanvraag in te dienen. Daarin kan nieuwe informatie ('materie') worden opgenomen. Voor hetgeen al in de originele aanvraag ('prioriteitsaanvraag') beschreven is, kan dan een beroep worden gedaan op de indieningsdatum van die prioriteitsaanvraag (de prioriteitsdatum), terwijl voor de nieuwe informatie de feitelijke datum van indiening van de vervolgaanvraag als toetsingsdatum voor de octrooieringsvereisten zal gelden.
Deze vervolgaanvraag is dus een afzonderlijke aanvraag. In de praktijk wordt de combinatie van een prioriteits- en vervolgaanvraag gebruikt om de kansen op verlening te vergroten. Men kan de prioriteitsaanvraag indienen en door de octrooiverlenende instantie laten onderzoeken om een indruk te krijgen van welke bezwaren er mogelijk bestaan tegen verlening. Hiermee kan men rekening houden bij het opstellen van de (definitieve) vervolgaanvraag, bijvoorbeeld door het toevoegen van voorbeelden of het wijzigen van de tekst. Het is dan wel belangrijk zo goed mogelijk rekening te houden met wat sinds de indiening van de prioriteitsaanvraag is gepubliceerd.
Om te voldoen aan de voorwaarden voor octrooiering moet een vinding nieuw en inventief zijn ten opzichte van alles wat publiek bekend (openbaar) is. Een presentatie van een vinding zonder geheimhoudingsovereenkomst is dus in beginsel een openbaarmaking en kan dan octrooiering in de weg zitten.
Soms kan een geheimhoudingsovereenkomst impliciet zijn, bijvoorbeeld bij een interne presentatie binnen een bedrijf.
Bovendien bestaat in sommige landen, bijvoorbeeld de VS, een beperkte uitzondering voor de nieuwheidsschadelijkheid van een openbaarmaking door de uitvinder zelf. In die landen kan een uitvinder die zijn werk heeft gepubliceerd, nog gedurende een beperkte tijd (meestal tot een halfjaar of een jaar) na de openbaarmaking een aanvrage voor octrooi indienen. Deze tijd wordt ook wel ‘grace period’ genoemd. Voor Europese aanvragen zijn er een tweetal uitzonderlijke situaties waarvoor een ‘grace period’ bestaat: (i) een openbaarmaking die het gevolg is van een evident misbruik jegens de aanvrager en (ii) een openbaarmaking op een daarvoor erkende tentoonstelling.
Wat precies als publieke presentatie wordt gezien en onder welke omstandigheden een beroep kan worden gedaan op een impliciete geheimhoudingsovereenkomst of op de ‘grace period’ is afhankelijk van de jurisdictie waarin octrooi is aangevraagd.
Nee, dat kan niet. Wel is in vrijwel alle landen ter wereld octrooibescherming mogelijk. Voor de overgrote meerderheid van deze landen kan initieel een internationale aanvraag (PCT-aanvraag) worden ingediend, waaruit na maximaal 30 maanden een nationale/regionale verleningsprocedure in gang kan worden gezet om in individuele landen of regio’s (bijv. Europa) bescherming te verkrijgen. Het is wel van belang van tevoren vast te stellen in welke landen men precies octrooi wenst; sommige landen (bijvoorbeeld Argentinië, Bolivia, Suriname, Congo en Ethiopië) kan men niet via de PCT bereiken. Voor andere landen (bijv. België en Nederland ) is vanuit de internationale aanvraag alleen bescherming mogelijk via de centrale Europese route.
Het gebeurt echter zelden dat iemand een octrooi in alle landen ter wereld aanvraagt. Octrooi krijgen en houden is immers een kostbaar proces, en deze kosten moeten kunnen worden terugverdiend. Wanneer men bescherming heeft in de belangrijkste gebieden waar de uitvinding (of het daaruit voortvloeiende product) toegepast wordt, dan is dit vaak afdoende.