Het geclaimde apparaat wordt op grond van Art. 53(c) EOV niet octrooieerbaar geacht indien het uitsluitend tot stand kan worden gebracht door het uitvoeren van een chirurgische ingreep.
Voor een apparaat voor het desynchroniseren van de activiteit van pathologisch actieve hersengebieden was een Europees octrooi verleend. In de conclusie werden met name ‘controlemiddelen’ gedefinieerd die ‘zodanig zijn ontworpen dat zij ten minste twee electroden controleren…waarbij de verzonden prikkels afgezet worden tegen de tijd, en de prikkels die de neurale activiteit veroorzaken van de ten minste twee subpopulaties fase-gereset worden, zodat ten minste twee subpopulaties verschillende neurale-activiteit fases hebben…’
De verzoeker had oppositie ingesteld tegen het Europese octrooi wegens het ontbreken van nieuwheid en uitvinderswerkzaamheid. Hoewel de oppositieafdeling ambtshalve een bezwaar opwierp op grond van Art. 53(c) EOV, besloot zij de oppositie te verwerpen. De opposant ging hiertegen in beroep, stellende dat de uitvinding op basis van de eerder genoemde gronden niet octrooieerbaar was. In de oproep voor de mondelinge behandeling verwees de Kamer van Beroep naar een mogelijk nieuwe grond, die van gebrek aan industriële toepasbaarheid. Op basis van het voorlopig oordeel diende de octrooigerechtigde 4 aanvullende verzoeken in. Tijdens de mondelinge behandeling merkte de Kamer van Beroep op dat het wellicht haar oordeel zou veranderen op grond van de rechtspraak (T 775/97), waarop een nieuw aanvullend verzoek werd ingediend.
Lees het volledige artikel van Bart van Wezenbeek op Kluwer IP Law.