Zoals wellicht bekend, dient een merk altijd te worden aangevraagd met betrekking tot de waren en/of diensten waarvoor de aanvrager het merk wil gebruiken. Hiertoe maakt men in de praktijk gebruik van een internationale standaard, de Nice Classificatie.
Om te duiden welke (soort) producten er in welke klasse staan, bestaat er per klasse een basisomschrijving, de zogeheten class headings. In de praktijk betekende dit in veel gevallen dat simpelweg de class headings werden genoemd, om zo voor alle in die klasse behorende waren en/of diensten bescherming te krijgen. Recentelijk heeft een uitspraak van het Europese Hof van Justitie (Hof) dit verschijnsel aan banden proberen te leggen.
Aanleiding was een aanvraag voor het merk IP-Translator, voor de diensten ‘opvoeding; opleiding; ontspanning; sportieve en culturele activiteiten’, de class heading van klasse 41. Deze merkaanvraag werd geweigerd, omdat het Engelse merkenbureau van mening was dat IP-Translator beschrijvend is voor ‘vertaaldiensten’, diensten die normaal gesproken eveneens in klasse 41 worden ondergebracht.
Bij merkdepots moet voortaan worden aangegeven of deze betrekking hebben op álle mogelijke waren en/of diensten die in een bepaalde klasse thuishoren, of alleen op de waren en/of diensten zoals die letterlijk worden genoemd. De verantwoordelijkheid om een voldoende duidelijke en nauwkeurige omschrijving in te dienen, ligt dus bij de merkaanvrager. Dit om later een rechtsgeldig beroep op zijn merkinschrijving te kunnen garanderen.
Of het Hof hiermee een einde heeft gemaakt aan de ruime depotpraktijken valt te bezien; het is voor een merkaanvrager immers verleidelijk alsnog expliciet aan te geven dat hij voor alle mogelijke waren en/of diensten uit een bepaalde klasse bescherming wenst.