Volgens Artikel 123 (2) van het Europees Octrooiverdrag (EOV) mogen in procedures voor het Europees Octrooi-bureau in een octrooiaanvrage geen wijzigingen worden voorgesteld die niet gedekt worden door de inhoud van de aanvrage zoals die is ingediend. De bedoeling van dat artikel was dat de uitvinding in de tijd niet mag gaan verschuiven naar iets wat pas later is uitgevonden. In de interpretatie van dit ene artikel schuilt een probleem.
In een octrooiaanvrage probeert de uitvinder, daarbij geholpen door zijn octrooigemachtigde, de abstracte uitvinding zo te verwoorden dat de lezer, zijnde een vakman werkzaam op het gebied van de uitvinding, daar een eenduidig en duidelijk beeld van krijgt. De vakman die de aanvrage leest, mag bijvoorbeeld later niet verrast worden door een claim die hij niet had kunnen voorzien.
Letterlijke tekst
Waar bij het lezen van een octrooiaanvrage een vakman doorgaans een praktische instelling heeft en de praktische mogelijkheden van een technische leer overziet, lijken de meeste examiners zich echter bij voorkeur aan de letterlijke tekst van de octrooiaanvrage te houden. Hoewel sommige examiners nog weleens rekening willen houden met wat impliciet volgt uit de letterlijke tekst van de octrooiaanvrage, kunnen de meesten zich zelden vinden in wat de vakman, na lezing van de oorspronkelijke aanvrage, voor de hand vindt liggen. Examiners lezen octrooiaanvragen dan ook niet als een vakman, maar, zoals ze zelf beweren, als een ‘gemiddelde’ vakman. Een gemiddelde vakman verschilt blijkbaar zozeer van een gewone vakman, dat deze, bijvoorbeeld, niet wordt verondersteld een technisch equivalent te overwegen.
Dit heeft geleid tot een zeer beperkte uitleg van de woorden die in een octrooiaanvrage zijn gebruikt. Examiners menen de laatste jaren zelfs dat een gemiddelde vakman niet eens in staat is om een maatregel uit een van de beschreven uitvoeringsvormen in een octrooiaanvrage in te passen in een andere beschreven uitvoeringsvorm. Zogenoemde intermediate generalisation is dus niet toegestaan.
De octrooigemachtigde probeert zo goed mogelijk dit soort problemen te ondervangen. Daarom gebruikt hij of zij zoveel woorden in de aanvrage en denkt een uitvinder vaak: dat heb ik toch net ook al gelezen? Verder wil de octrooigemachtigde graag zo veel mogelijk voorbeelden en uitvoeringsvormen in een aanvragetekst noemen. Dit alles om te voorkomen dat de uitvinding uiteindelijk geen octrooi krijgt, puur vanwege een formaliteit.