Begin maart zijn er ogenschijnlijk tegenstrijdige berichten verschenen met betrekking tot de totstandkoming van een Europees octrooirechtssysteem.
Waar aan de ene kant het Europese Parlement een stap in de goede richting heeft gezet voor de totstandkoming van een gemeenschapsoctrooi, lijkt een opinie van het Europese Hof van Justitie de harmonisatie van een Europees octrooisysteem juist te frustreren.
Al sinds de start van de Europese Unie (toen nog EEG) wordt er gedacht aan een octrooisysteem met één octrooi voor de hele EU, ook wel aangeduid als “gemeenschapsoctrooi”. In de jaren “60 van de vorige eeuw liepen de onderhandelingen over een dergelijk octrooi vast en werd besloten om alleen maar een verdrag te sluiten over een gezamenlijke verleningsprocedure. Dit verdrag kennen we inmiddels als het uiterst succesvolle Europese Octrooi Verdrag (EOV), uitgevoerd door het Europese Octrooi Bureau (EOB) in München en Rijswijk. Echter, na verlening valt dit “Europese” octrooi uiteen in een bundel nationale octrooien, waarvan bepaling van de geldigheid en de beschermingsomvang wordt overgelaten aan de nationale octrooiwetten en rechters van de individuele lidstaten, waarbij er inmiddels lidstaten zijn, die geen deel uitmaken van de Europese Unie.
In de daarop volgende periode zijn er diverse pogingen ondernomen om tot een regeling voor een echt gemeenschapsoctrooi te komen. Bijvoorbeeld de Community Patent Convention van Luxemburg in 1975 en de Community Patent Regulation van 2002-2004. Deze pogingen liepen echter allemaal vast. Een van de grootste struikelblokken was het talenregime. In het recente verleden heeft de Europese Commissie hard ingezet op het tot stand komen van een regeling, door in 2009 en 2010 voorstellen te doen voor een EU Patent Convention (EUPC), maar afgelopen najaar bleek dat mede door de halsstarrige houding van Spanje geen oplossing mogelijk was.
Er is nu toch een uitweg gevonden voor de impasse. De oplossing is dat een groot aantal, maar niet alle lidstaten gaan werken aan een samenwerkingsverdrag (zgn. cooperation procedure) om tot een gemeenschappelijke octrooiwetgeving te komen. Het Europese Parlement heeft recentelijk met grote meerderheid goedkeuring aan dit voor de EU redelijk unieke voorstel gegeven. Op dit moment zijn er twee lidstaten, die zich buiten deze procedure hebben gesteld, nl. Spanje en Italië. Deze situatie met een verdeelde Europese Unie zou men kunnen vergelijken met het monetaire systeem, waarin de euro ook slechts in een beperkt aantal staten is ingevoerd. Het is nu dus aan deze samenwerkende lidstaten om met een voorstel te komen.
Naast de pogingen om te komen tot een gemeenschappelijk octrooi voor de gehele EU werd ook sinds de jaren “90 de roep om een geharmoniseerd rechtssysteem voor de beslechting van octrooigeschillen steeds luider. Een dergelijk rechtssysteem zou “Europawijd” de exclusieve jurisdictie moeten krijgen over geschillen met betrekking tot door het EOB verleende “Europese” octrooien.
Dit resulteerde in 1999 in een initiatief van het EOB samen met rechters uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en Nederland: het concept European Patent Litigation Agreement (EPLA). Dit initiatief stuitte met name op verzet vanuit de Europese Commissie, vanwege de onverenigbaarheid ervan met de Europese wetgeving. Een extra moeilijkheid bestond uit het feit dat inmiddels het Europees Octrooi Verdrag ook landen buiten de EU als lidstaat had.
Echter, nadat de Europese Commissie in 2004 haar European Patent Regulation voorstel zag mislukken, is er sinds 2005 steeds meer een symbiose ontstaan tussen de voorstellen voor een gemeenschapsoctrooi en het EPLA, hetwelk uiteindelijk resulteerde in een voorstel van de Europese Commissie in 2009 voor een European and EU Patents Court (EEUPC) systeem, dat zowel betrekking zou hebben op de nu bestaande Europese octrooien en op de via het EUPC verleende gemeenschapsoctrooien.
Het voorstel voor dit EEUPC werd voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie (HvJ) om te bezien of het in overeenstemming was met de overige Europese regelgeving. In juli 2010 kwam hierop de opinie van de Advocaat-generaal van het HvJ, waaruit bleek dat het voorstel in principe in overeenstemming was met de Europese wetgeving, maar sommige aspecten van het voorstel werden nog afgekeurd.
Op 8 maart echter, heeft het HvJ ondanks de min of meer positieve opinie van de Advocaat-generaal een vernietigende uitspraak gedaan over de compatibiliteit van het EEUPC met de Europese wetgeving. Volgens het HvJ is de oprichting van een autonoom internationaal rechtssysteem waarin exclusieve jurisdictie geregeld is over Europese octrooien in strijd met het principe dat geschillen waarbij Europees recht is betrokken moeten worden behandeld door hetzij de nationale rechter en/of het HvJ zelf. Volgens het HvJ zou de oprichting van een dergelijk systeem indruisen tegen de principes zoals die bij de totstandkoming van de EU zijn vastgelegd.
Het is de vraag of dit niet alleen het definitieve einde betekent van het EEUPC, maar of het ook betekent dat een geharmoniseerd octrooirechtssysteem binnen de EU niet meer mogelijk is. Op dit moment buigen juristen zowel binnen als buiten de Europese Commissie zich over de vraag hoe voldaan kan worden aan de compatibiliteit met het EU-recht, zoals door het HvJ wordt bevolen, terwijl toch harmonisatie en juridische deskundigheid behouden blijven. Het lijkt wel duidelijk dat een dergelijk systeem alleen maar mogelijk is als daarin een grotere rol voor het HvJ zelf wordt weggelegd (boze tongen beweren dat dit ook de reden was dat het HvJ nu het voorstel voor het EEUPC, waarin het HvJ slechts een marginale rol speelde, heeft afgekeurd).
Deze uitspraak lijkt niet alleen het einde te zijn van het EEUPC, maar er zijn ook repercussies voor de hierboven beschreven samenwerkingsprocedure om te komen tot een gemeenschapsoctrooi. Immers ook in deze samenwerking zal geregeld moeten worden hoe de jurisdictie over de geldigheid en beschermingsomvang van dergelijke octrooien moet luiden. Dit levert dus voor de samenwerkende lidstaten een extra moeilijkheid op (naast het talenregime) om snel tot een acceptabel voorstel te komen.
De ontwikkelingen in dit Europese hoofdpijndossier lijken dus steeds meer op een omgekeerde processie van Echternach: niet drie stappen vooruit en twee achteruit, maar twee vooruit en drie achteruit.