Spring direct naar de hoofdnavigatie of de inhoud

Europees Octrooibureau bevestigt octrooieerbaarheid van planten

Het Europees Octrooibureau (EOB) heeft recentelijk bevestigd dat plantproducten niet uitgesloten zijn van octrooiering.

Dit was voor biotech-plantenbedrijven het goede nieuws van de Grote Kamer van Beroep, in haar uitspraak van 25 maart in de samengevoegde zaken G 2/13 (Broccoli II) en G 2/12 (Tomatoes II). In de uitspraak geeft de Grote Kamer duidelijkheid over de werking van artikel 53(b) van het Europees Octrooiverdrag (EOV), dat bepaalt dat geen octrooien worden verleend voor werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten. De Grote Kamer legde uit dat deze bepaling niet zo ruim dient te worden opgevat dat ook de planten die worden verkregen via dergelijke werkwijzen, erdoor worden uitgesloten. Dergelijke planten kunnen worden geoctrooieerd, volgens de beslissing van de Grote Kamer, uiteraard mits ze nieuw en inventief zijn, net als iedere andere uitvinding.

De beslissing stelt het vraagstuk van octrooien op zaden– dat in de afgelopen jaren voor enige controverse heeft gezorgd – op een zeer grondige en strikt juridische manier aan de orde. De Grote Kamer geeft aan dat argumenten die gebaseerd zijn op ethische, sociale en economische aspecten buiten haar juridische besluitvormingsbevoegdheden vallen, en dat het niet haar taak is om zich bezig te houden met wetgevingsbeleid. Deze opmerkingen bieden aanvragers en octrooihouders enige geruststelling dat ook voor controversiële uitvindingen, EOB-beslissingen gebaseerd zullen zijn op het wettelijke raamwerk.

Opmerkelijk is dat in beide zaken, de Grote Kamer van Beroep in een eerdere uitspraak nog de werkwijzeconclusies van zowel het Broccoli-octrooi als het Tomatenoctrooi had afgewezen op grond van precies hetzelfde artikel 53(b) EOV (beslissingen G 1/08 en G 2/07 uit 2010). Iedere octrooihouder had na de uitspraak zijn octrooi beperkt tot de corresponderende productconclusies. Die worden nu toelaatbaar bevonden. Dit bevestigt dat de precieze bewoording van de octrooiconclusies vaak cruciaal is in procedures voor het EOB. Vanwege de zeer strenge eisen ten aanzien van toegevoegde materie, lijkt het verstandig om bij het indienen van de aanvraag er al voor te zorgen dat deze conclusies bevat die overeenkomen met de nu goedgekeurde formuleringen. De gemachtigden van V.O. met expertise in het octrooieren van plantproducten kunnen hiervoor zorgdragen..

Voor meer informatie kan men contact opnemen met Frits Schut.

Bekijk ook deze experts

Mark Einerhand

Mark Einerhand

  • Europees en Nederlands octrooigemachtigde
  • Partner
Frits Schut

Frits Schut

  • Europees en Nederlands octrooigemachtigde
  • Partner
Meer experts