Op 1 mei wordt in Nederland een wetswijziging van kracht die houders van intellectuele eigendomsrechten zoals octrooien en merken meer mogelijkheden geeft om inbreuk te bestrijden.
Deze wetswijziging geeft uitvoering aan een EU richtlijn die beoogt om de middelen voor handhaving van IE-rechten in de EU landen minimaal op een afgesproken gelijk niveau te brengen. De rechthouder (octrooihouder etc.) krijgt daardoor de mogelijkheid de inbreukmaker te dwingen een deurwaarder toe te laten om feiten vast te leggen die kunnen bewijzen dat er inbreuk is. De deurwaarder mag monsters meenemen. Ook kan beslag gelegd worden op bewijzen, of kunnen tussenpersonen om bewijs gevraagd worden. De rechthouder kan de rechter om een voorlopig verbod vragen van handelingen waarvan hij beweert dat ze inbreuk vormen zonder dat de inbreukmaker eerst de kans krijgt zich te verweren. Ook een beslag op goederen die de rechthouder inbreukmakend vindt, is zonder verweer vooraf mogelijk. Hoewel dergelijke maatregelen oorspronkelijk als middel tegen piraterij bedacht zijn, komen ze beschikbaar tegen alle inbreukmakers. Wel is het zo dat de rechthouder eventuele schade moet vergoeden als het verbod of beslag achteraf onterecht blijkt.
Speciale aandacht had de Eerste Kamer voor de bepaling dat de rechter de verliezer van een IE-rechtszaak kan verplichten om alle juridische kosten van de winnaar te betalen. Volgens de minister is dit vooral bedoeld tegen piraten en zouden partijen bij inbreuk te goeder trouw elk grotendeels de eigen kosten moeten dragen. Gevolg gevend aan de EU-richtlijn zijn rechters echter op basis van oude wetsartikelen al kosten gaan toekennen zonder op goede trouw te letten. Desgevraagd lichtte de minister toe dat dit onder de wetswijziging niet hoeft, en ook niet de bedoeling is, omdat de wetswijziging de rechter de ruimte geeft om alleen kosten toe te kennen als dat billijk is.
De huidige wetswijziging is slechts een deel van de implementatie van de betrokken EU-richtlijn. De Rijksoctrooiwet werd apart aangepast, omdat dit een rijkswet is waar ook de Antillen onder vallen. Het merk- en modelrecht worden in Beneluxverband aangepast. De huidige wetswijziging geldt voor het Intellectuele Eigendomsrecht in het algemeen, dus behalve voor octrooien, modellen en merken ook voor auteursrecht, rechten van uitvoerende artiesten, kwekersrecht, databanken, halfgeleidertopologieën, etc.
Als nakomertje zal de bewoording van de schadeaansprakelijkheid in de Rijksoctrooiwet nog worden aangepast. De betrokken EU-richtlijn vereist dat de octrooi-inbreukmaker aansprakelijk is voor schade, meestal in de vorm van royaltybetaling, vanaf het moment dat hij wist of behoorde te weten dat hij onrechtmatig handelde. Tot voor kort begon in de praktijk in Nederland de aansprakelijkheid pas vanaf het moment dat de inbreukmaker geacht werd te weten van de onrechtmatigheid van zijn handelen doordat hij formeel gewaarschuwd was. Wat de inbreukmaker eerder "behoorde te weten" speelde geen rol. Buiten Nederland impliceert "behoorde te weten" echter ook vaak dat van bedrijven verwacht wordt dat zij onderzoek doen (of laten doen) in de octrooiliteratuur om te zien of een beoogd product inbreuk maakt. Zodoende kan de aansprakelijkheid flink oplopen zonder dat de inbreukmaker dat weet. Ondanks dat het "behoorde te weten" nog niet in de wet staat, is het al wel bindend. Het is afwachten hoe de Nederlandse rechter gaat uitleggen wat inbreukmakers "behoren te weten".