Spring direct naar de hoofdnavigatie of de inhoud

Mogelijkheid om deels ongeldige octrooien te redden verruimd

Wanneer een octrooi producten of werkwijzen onder bescherming stelt die al bekend waren of voor de hand lagen vóórdat het octrooi werd aangevraagd, dan is dat octrooi ongeldig.

Dat is ook het geval als er daarnaast ook producten of werkwijzen onder de bescherming vallen die niet bekend of voor de hand liggend waren. In dat laatste geval valt het octrooi mogelijk te redden door de bescherming te beperken tot dat deel dat nieuw en niet voor de hand liggend is.

In Nederland heeft de Hoge Raad in het verleden in het Spiro-Flamco arrest een aantal beperkingen gesteld aan dergelijke reddingsacties. Conform het Europees octrooiverdrag eiste de Hoge Raad dat men de bescherming alleen mocht inperken en dat die inperking gebaseerd moest zijn op een uitvinding die in de oorspronkelijke aanvrage om octrooi genoemd werd. Maar de Hoge Raad ging verder dan het Europees octrooiverdrag door te eisen dat het voor de vakman vooraf duidelijk moest zijn hoe het octrooi gered moet worden en dat dit niet feitelijk tot een ander octrooi mag leiden. Zodoende hadden derden de zekerheid dat ze geen rekening hoefden te houden met de mogelijkheid dat ongeldige octrooien op een onverwachte manier toch nog effect bleken te hebben. Maar in praktijk maakten deze extra voorwaarden het redden van octrooien vaak heel moeilijk en discussiegevoelig.

De rechtbank heeft nu in een zaak tussen Boston Scientific en Extendable Grafts Partnership besloten dat deze extra voorwaarden na de inwerkingtreding in 2007 van het nieuwe Europees octrooiverdrag (EPC 2000) voor Europees verleende Nederlandse octrooien niet meer gesteld mogen worden. Dat verdrag geeft de octrooihouder het recht om zijn octrooi te proberen te redden door beperking van de bescherming als aan de Europese regels voldaan is. Volgens de rechtbank laat dat bij Europees verleende octrooien geen ruimte meer voor extra obstakels zoals de extra voorwaarden van de Hoge Raad.