Spring direct naar de hoofdnavigatie of de inhoud

Nieuwe ronde in het "software patent" debat?

De president van het EOB heeft aan de gerechtelijke Grote Kamer van beroep van het EOB gevraagd onduidelijkheid weg te nemen over criteria voor de beoordeling van de octrooieerbaarheid van met computerprogramma”s geïmplementeerde uitvindingen.

Het gaat erom wanneer software voor PC”s en Internet onder octrooien kan vallen, maar ook om wanneer innovaties octrooieerbaar zijn die met software in embedded computers in andere soorten apparaten geïmplementeerd worden. Enkele jaren geleden heeft de Europese Unie na heftige controverses pogingen opgegeven om hiervoor gedetailleerde wetgeving te maken.

Technisch karakter en technische bijdrage
De vragen van de president betreffen de uitleg van artikel 52 van het Europees octrooiverdrag, dat voorschrijft dat het Europees octrooibureau (EOB)octrooi moet verlenen op "uitvindingen" op alle gebieden van de technologie die nieuw, inventief en industrieel toepasbaar zijn. Het artikel noemt een aantal voorbeelden van wat geen uitvindingen in de zin van dit artikel zijn, waaronder computerprogramma”s, maar nuanceert dit weer door te bepalen dat dit alleen voor deze voorbeelden "als zodanig" geldt.

Men neemt meestal aan dat dit artikel zodoende aan het woord "uitvindingen" een speciale betekenis geeft, die neerkomt op een eis dat de geclaimde uitvinding “technisch karakter” heeft. Engelse rechters zien er bovendien een eis in dat gecontroleerd moet worden of de inventieve bijdrage niet uitsluitend binnen een uitgesloten voorbeeld ligt (binnen een computerprogramma bijvoorbeeld). Het EOB stelt die laatste eis niet, en accepteert al enige jaren zonder meer “technical character” als van technische middelen gebruik gemaakt wordt. De vragen van de (Engelse) president van het EOB gaan erom of dat niet te simpel is.

Het valt te bezien of de beantwoording van de vragen veel verschil zal maken voor hetgeen waarvoor uiteindelijk wel of niet octrooi verleend wordt. Naast technisch karakter volgens artikel 52, eist het EOB namelijk op basis van een ander wetsartikel dat de octrooiaanvrager moet kunnen aantonen dat zijn uitvinding een technische bijdrage levert. Het aantonen van een technische bijdrage is veruit de hoogste drempel. Dit kan worden aangetoond door te laten zien dat de uitvinding met technische middelen een technisch probleem oplost, maar dan is meestal zeker ook aan de “technisch karakter” eis voldaan. Zolang de Grote Kamer van beroep onder artikel 52 geen eisen stelt die "technische bijdrage" te buiten gaan zal er voor de octrooiaanvragers uiteindelijk weinig veranderen.