Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Voor Europese octrooien die na 1 juni 2023 zijn verleend, kan de octrooihouder kiezen voor registratie als een unitair octrooi in plaats van validatie in de aangesloten landen. Op die manier is het octrooi onmiddellijk geldig in alle UPC-landen. Opgemerkt moet worden dat het unitair octrooi niet in de gehele EU werking heeft, aangezien een aantal EU-landen niet bij het UPC aangesloten is. Afzonderlijke nationale validatie blijft dus nodig voor bij het EOV aangesloten landen die geen EU-lid zijn of die geen UPC-land zijn. Dit betreft de landen Albanië, Cyprus, Griekenland, Hongarije, IJsland, Ierland, Kroatië, Monaco, Noord-Macedonië, Noorwegen, Polen, Roemenië, San Marino, Servië, Slowakije, Spanje, de Tsjechische Republiek, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland/Liechtenstein.
In een octrooiaanvraag of octrooi vindt u informatie over de aanvrager en uitvinder, de datum van indiening, de status van de aanvraag, in welke landen of regio’s octrooi is aangevraagd en verleend. Uiteraard staat de uitvinding zélf ook in het octrooi. Naast informatie over het onderwerp en de uitvinding leest u ook wat er onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. Dit laatste wordt bepaald door de zogenaamde conclusies van een octrooi, in het Engels claims genoemd.
Op de pagina 'Een octrooi nader bekeken' vindt u een voorbeeld van een octrooi met uitleg.
Nee. Alleen de houder van een exclusieve licentie heeft het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, mits de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld, en tenzij de licentieovereenkomst anders bepaalt.
De houder van een niet-exclusieve licentie heeft niet het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, tenzij de licentieovereenkomst dit nadrukkelijk toestaat en de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld.
Nee. In een door een licentiehouder aanhangig gemaakte inbreukprocedure kan de geldigheid van een octrooi niet worden aangevochten als niet ook de octrooihouder partij in het geding is. Als een partij de geldigheid van een octrooi in een inbreukprocedure wenst te betwisten, zal deze partij een procedure tegen de eigenlijke octrooihouder bij het UPC moeten aanspannen.
Er bestaan veel verschillende vormen van octrooionderzoek. De meest veelkomende vormen van octrooionderzoek zijn: nieuwheidsonderzoek, inbreukonderzoek, geldigheidsonderzoek, octrooimonitoring, landscaping en bibliografische onderzoeken.
Op de pagina 'Verschillende vormen van octrooionderzoek' leest u hier meer over.
Ook hiervoor geldt dat verschillende landen enigszins verschillende regels hebben rond wat mag en wat niet mag.
Voor Nederland sluit Artikel 53(3) van de Rijksoctrooiwet 1995 (ROW1995) onderzoeksdoeleinden aan iets wat geoctrooieerd is uit van de beschermingsomvang van een octrooi; de onderzoeksvrijstelling. Wanneer iets 'onderzoek' is en onder deze vrijstelling valt, is vastgesteld in de rechtspraak. Zo is het doen van onderzoek niet voorbehouden aan wetenschappers, maar ook commerciële organisaties kunnen onderzoek doen. Over het algemeen geldt dat veel onderzoek, zoals onderzoek naar een nog onbekende toepassing of een verbeterde variant, onder de onderzoeksvrijstelling valt. Ook onderzoek naar de vraag of commerciële toepassing mogelijk is, valt over het algemeen onder de onderzoeksvrijstelling. Onderzoek voor het verkrijgen van een noodzakelijke marktregistratie valt meestal niet onder de onderzoeksvrijstelling. Het is aan te bevelen een specialist te raadplegen alvorens onderzoek op te starten waarvoor men denkt de onderzoeksvrijstelling nodig te hebben.
Voor België geldt dat Artikel XI.34 van het Wetboek van Economisch Recht toelicht welke bescherming niet verleend wordt door een octrooi. Lid b van dit artikel luidt: handelingen die op en/of met het voorwerp van de geoctrooieerde uitvinding worden verricht, voor wetenschappelijke doeleinden. Er mag dus onderzoek gedaan worden met een geoctrooieerde chemische stof, zolang dit research louter wetenschappelijk en dus niet voor commerciële doeleinden plaatsvindt. Dit is een specifiek voorbeeld van de bestaansreden van octrooien: de octrooihouder geniet commerciële monopolie in ruil voor het bekendmaken van zijn uitvinding. Dankzij deze bekendmaking kunnen niet-octrooihouders de kennis van die uitvinding gebruiken voor wetenschappelijke doeleinden.
Voor Duitsland geldt dat als de geoctrooieerde chemische stof kan worden aangekocht, onderzoek op en met de chemische stof kan worden uitgevoerd. Het octrooirecht is dan immers uitgeput. Verder staat § 11 nr. 2 van de octrooiwet handelingen voor experimentele doeleinden toe die betrekking hebben op het onderwerp van geoctrooieerde uitvindingen. Het doel van het experiment of onderzoek is niet beperkt; zowel een wetenschappelijk als een industrieel doel kan worden nagestreefd. In ieder geval is het raadzaam om een deskundige te raadplegen alvorens het onderzoek te starten.
In Nederland kunnen bedrijven die winst behalen met R&D-projecten, gebruikmaken van de zogeheten innovatiebox. Deze innovatiebox is in feite geen aparte box, maar een vrijstelling van 80% van de innovatiewinst. Het is van toepassing op winsten en verliezen uit zelf voortgebrachte immateriële activa die met WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, een fiscale regeling voor research & development) zijn voortgebracht. Denk hierbij aan royalty’s, licenties, winst bij verkoop van het intellectueel eigendom, maar ook: een deel van de verkoopprijs van een product of dienst waarin de innovatie is opgenomen. Grotere ondernemingen zullen behalve WBSO ook een octrooiportefeuille nodig hebben om gebruik te kunnen maken van de innovatiebox.
Wat België betreft, dat kent een aantal federale en gewestelijke steunmaatregelen met betrekking tot octrooien. Enerzijds kan voor de ontwikkeling van een uitvinding een subsidie verkregen worden. Dit kan via de KMO-portefeuille in Vlaanderen, via de cheques-entreprises in Wallonië of via de Innovation Voucher uitgereikt door Innoviris in Brussel. Deze subsidies kunnen ook al in het stadium van het aanvragen van een octrooi beschikbaar worden gesteld.
Anderzijds worden de inkomsten voortvloeiend uit een octrooi deels vrijgesteld van (winst)belasting voor een onderneming met een Belgische R&D-entiteit, waarbij het octrooi toerekenbaar is aan deze Belgische entiteit. Deze inkomsten zijn bijvoorbeeld royalty’s, licenties, winst bij verkoop van het intellectueel eigendom maar ook: een deel van de verkoopprijs van een product of dienst waarin de geoctrooieerde innovatie is opgenomen. Deze vrijstelling van belasting kan oplopen tot 85% procent van de inkomsten. De exacte berekening is vrij complex en hangt van veel factoren af, hiervoor kan men het beste een expert raadplegen.
Dat hangt helemaal af van de afspraken die men met het andere bedrijf maakt. In principe geldt dat beide partijen rechten hebben op de uitvinding(en) die voortvloeit (voortvloeien) uit het onderzoek dat men met een ander bedrijf doet. Men kan dan gezamenlijk octrooi aanvragen. Het is van belang van te voren na te denken over hoe beide partijen omgaan met de verleningsfase, waarin de formulering van de octrooiconclusies (claims) wordt vastgelegd. Wie heeft het laatste woord over de conclusies, mocht er verschil van inzicht zijn? Hoe worden de kosten verdeeld? Het is ook mogelijk dat men gezamenlijk een onderzoekstraject doorloopt, waarbij is afgesproken welk van beide partijen welke (delen van de) IE-rechten krijgt. Ook hier geldt dat het van groot belang is van tevoren vast te leggen wie waarop recht heeft.