Spring direct naar de hoofdnavigatie of de inhoud

Uitspraak Hoge Raad over beschermingsomvang octrooien

AGA Medical Corporation is houder van een octrooi op een afsluiter gevormd uit gevlochten metaaldraden die via een katheter in het hart kan worden aangebracht. Dit is een noodzakelijke medische ingreep bij een bepaalde hartafwijking.

Occlutech GmbH, producent van een dergelijke afsluiter, vorderde dat haar afsluiter buiten de beschermingsomvang van het dit octrooi viel. AGA spande daarop een inbreukprocedure aan tegen Occlutech. Daarin oordeelde de rechtbank dat de afsluiters van Occlutech niet voldoen aan de letterlijke bewoording van de octrooiconclusie. 

Volgens de hoofdconclusie van AGA’s octrooi worden de draden aan weerszijden van de afsluiter door klemmen bijeengehouden, terwijl bij de afsluiters van Occlutech de draden aan één zijde van de afsluiter aan elkaar zijn gelast. De rechtbank oordeelde verder dat de afsluiter van Occlutech niet binnen de beschermingsomvang van AGA’s octrooi valt. In een daaropvolgend beroep bevestigde het Hof dit oordeel. In deze zaak heeft de Hoge Raad arrest gewezen waarin wordt ingegaan op de uitleg van octrooien. Artikel 69 van het Europese octrooiverdrag (EOV) staat hierbij centraal. 

Protocol
Artikel 69 EOV heeft betrekking op de bepaling van de beschermingsomvang van een octrooi. Bij Artikel 69 is een Protocol opgesteld dat hieraan een verdere uitleg geeft. In cassatie voor de Hoge Raad klaagde AGA onder andere dat het Hof tot een onjuiste beslissing was gekomen omdat het zich zou hebben beperkt tot een uitsluitend taalkundige uitleg van de octrooiconclusies. In het arrest bevestigt de Hoge Raad tamelijk subtiel dat het genoemde Protocol bij Artikel 69 EOV niet alleen dient ter uitleg van Artikel 69 zelf, maar dat het tevens een richtsnoer biedt voor de uitleg van het onderhavige octrooi.

Gezichtspunt
De Hoge Raad wijst er verder op dat de uitleg van een octrooi in de regel sterk verweven is met waarderingen van feitelijke aard, zodat deze in cassatie slechts in beperkte mate op juistheid kan worden onderzocht. Daarnaast herhaalde de Hoge Raad dat ‘de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte’ moet worden gezien als ‘gezichtspunt’ voor de bepaling van de beschermingsomvang en niet als uitgangspunt.