Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
De nationale rechters passen nationaal recht toe. Met de inwerkingtreding van het UPC kan de nationale wetgeving echter met het oog op harmonisatie worden gewijzigd. In Duitsland en Frankrijk zijn nieuwe regels over dubbele octrooiering van kracht geworden. Hierdoor is dubbele octrooibescherming voor een nationaal octrooi voor een en dezelfde uitvinding mogelijk, naast een unitair octrooi of een traditioneel Europees octrooi, zolang er bij de laatstgenoemde niet voor een opt-out is gekozen. In België worden de beperkingen van de rechten van octrooihouders, zoals de onderzoeksvrijstelling en kwekersvrijstelling, in overeenstemming met het UPC gebracht. Dit is om te voorkomen dat er voor octrooien waarbij voor een opt-out is gekozen een ander rechtstelsel geldt dan voor octrooien waarbij voor een opt-in is gekozen.
Hoewel het duidelijk is dat het UPC en nationale rechtbanken sterk van elkaar verschillende procedurele regels hebben die met name van belang zijn voor de snelheid van de procedures, en dat de door hen genomen beslissingen een verschillende territoriale werkingssfeer hebben, bestaat er minder zekerheid over het toepasselijke recht als er voor een opt-out wordt gekozen. De meningen onder deskundigen lopen uiteen over of een opt-out ten aanzien van de rechtsbevoegdheid van het UPC ook meteen een opt-out ten aanzien van het gehele UPC-recht inhoudt.
Afhankelijk van de rechtsvraag passen de gerechten van eerste aanleg en het Hof van beroep van het UPC het volgende recht toe:
- het Unierecht (de "Verordening betreffende het Unitair Octrooi" Verordening (EU) Nr. 1257/2012, en de "Verordening betreffende Vertalingen" Verordening (EU) Nr. 1260/2012);
- de Overeenkomst betreffende het Eengemaakt Octrooigerecht (UPC Overeenkomst);
- het Europees Octrooiverdrag (EOV);
- andere op octrooien van toepassing zijnde internationale overeenkomsten die bindend zijn voor alle Verdragsluitende Lidstaten (bijv. TRIPs).
In procedures voor het UPC speelt nationale wetgeving slechts een ondergeschikte rol.
De deadlines bij het UPC zijn kort, en al het bewijsmateriaal moet zo snel mogelijk worden ingediend ("front-loaded systeem"). Met het oog op het UPC vereisen bedrijfsstrategieën daarom grondige analyses ten aanzien van vrijheid van gebruik ('freedom to operate').
Duidelijk is dat het UPC en nationale rechtbanken sterk van elkaar verschillende procedurele regels hebben die met name van belang zijn voor de snelheid van de procedures. Daarnaast hebben de door hen genomen beslissingen een verschillende territoriale werkingssfeer.
In inbreukzaken ten aanzien van Europese of unitaire octrooien past het UPC de artikelen van de UPC Overeenkomst toe die betrekking hebben op directe inbreuk (artikel 25), indirecte inbreuk (artikel 26), beperking van de werking van een octrooi (artikel 27) en uitputting van rechten (artikel 29). Naar verwachting zal het Hof van beroep een belangrijke rol gaan spelen bij het duidelijk omschrijven van inbreuktoetsen ten aanzien van gelijkwaardigheid of indirecte inbreuk om harmonisatie tussen de bij het UPC aangesloten landen te bewerkstelligen.
Nee. Alleen de houder van een exclusieve licentie heeft het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, mits de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld, en tenzij de licentieovereenkomst anders bepaalt.
De houder van een niet-exclusieve licentie heeft niet het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, tenzij de licentieovereenkomst dit nadrukkelijk toestaat en de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld.
Nee. In een door een licentiehouder aanhangig gemaakte inbreukprocedure kan de geldigheid van een octrooi niet worden aangevochten bij het UPC als niet ook de octrooihouder partij in het geding is. Als een partij de geldigheid van een octrooi in een inbreukprocedure wenst te betwisten, zal deze partij een procedure tegen de eigenlijke octrooihouder bij het UPC moeten aanspannen.