Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Voor octrooihouders wordt het makkelijker om een Europees octrooi te handhaven, aangezien dit in alle UPC-landen door middel van één enkele procedure verwezenlijkt kan worden. Een beslissing van het UPC heeft directe gevolgen voor het octrooi in alle UPC-landen. Afhankelijk van uw situatie kan dit voordelige maar ook nadelige gevolgen hebben in vergelijking met het vroegere stelsel waarbij alleen nationale rechters over octrooizaken besloten.
Tijdens een overgangsperiode tot 1 mei 2030 kunt u ervoor kiezen dat het huidige stelsel van nationale rechters (voortgezet) op uw Europese octrooi(en) van toepassing blijft. In dat geval dient u bij het UPC een zogenaamd opt-outverzoek in te dienen voor die octrooien die van de rechtsmacht van het UPC uitgesloten moeten blijven. In dat geval verandert er niets en zullen rechtszaken uitsluitend door de nationale rechters worden behandeld.
Het Eengemaakt Octrooigerecht (in het Engels: Unified Patent Court, UPC) is een nieuwe Europese rechtbank voor octrooien. Het UPC is de gespecialiseerde rechtbank die rechtszaken behandelt over Europese octrooien en unitaire octrooien (gedurende een overgangsperiode tot 2030 nog samen met de nationale rechtbanken). Met de komst van het UPC is de rechtsgang voor alle landen die de UPC Overeenkomst hebben bekrachtigd (de UPC-landen) bij één enkele Europese rechtbank gecentraliseerd.
Een beslissing van het UPC is bindend voor alle UPC-landen. Het UPC bezit rechtsmacht over alle bestaande en toekomstige Europese octrooien die in een of meerdere UPC-landen van kracht zijn, met uitzondering van Europese octrooien waarbij de octrooihouder een zogenoemde ‘opt out’ heeft ingediend. Dergelijke uitgesloten Europese octrooien blijven onder de rechtsmacht van alleen de nationale rechters vallen.
In de meeste overeenkomstsluitende lidstaten is er een nevenvestiging van het UPC in de vorm van ten minste één Lokale Afdeling. Er zijn Lokale Afdelingen in Wenen, Brussel, Kopenhagen, Helsinki, Parijs, Düsseldorf, Hamburg, Mannheim, München, Milaan, Lissabon, Ljubljana en Den Haag.
In Stockholm is er een Regionale Scandinavisch-Baltische Afdeling. Deze Afdeling gaat zaken uit Zweden, Estland, Letland en Litouwen behandelen. Daarnaast wijst elk van die landen instellingen aan waar zittingen in hun eigen land zullen plaatsvinden.
In Parijs en München en Milaan zijn de drie locaties van de Centrale Divisie gevestigd. In Luxemburg is een Hof van beroep gevestigd.
Octrooien zijn vrij te raadplegen via websites zoals nl.espacenet.com, be.espacenet.com, worldwide.espacenet.com of www.google.com/patents. Bij het ontwikkelen van een nieuw product zou men via deze websites een uitgebreide studie kunnen doen naar welke rechten van derden er bestaan in het gebied waar men het nieuwe product wenst te vermarkten. Ook kan men bijhouden wat voor aanvragen er ingediend worden en beoordelen of deze relevant zijn voor de producten. Dit geeft een aardig beeld, maar het is ook mogelijk een professioneel 'third party right'-onderzoek te laten uitvoeren door een onderzoeksspecialist die weet waar hij of zij moet kijken.
Het is in dat geval van groot belang de inbreuk te bewijzen. Als het een fysiek product betreft, dan zou bijvoorbeeld het product onderzocht moeten worden en vervolgens vergeleken met de conclusies in het octrooi. Het is raadzaam hierbij advies van een octrooigemachtigde in te winnen. Als er inbreuk wordt gemaakt op een werkwijze is zulk bewijs vaak moeilijker te achterhalen. Afhankelijk van de jurisdictie waarin inbreuk wordt vermoed, kunnen er echter juridische instrumenten bestaan om het achterhalen van bewijs te vergemakkelijken.
De Nederlandse wet voorziet bijvoorbeeld in de mogelijkheid van een bewijsbeslag, indien men aannemelijk kan maken dat er waarschijnlijk inbreuk gepleegd wordt, maar (meer) bewijs nodig heeft voor een inbreukprocedure. Het horen van getuigen behoort ook tot de mogelijkheden.
In Duitsland kan de vermeende inbreukmaker door de octrooihouder worden verzocht om documenten te overleggen en materie of werkwijzen te laten inspecteren die onderwerp zijn van het octrooi (§ 140c PatG). Hiertoe moet de vermeende inbreuk echter voldoende waarschijnlijk worden geacht. In eerste instantie kan dan een instemmingsverzoek of een waarschuwing worden gericht aan de vermeende inbreukmaker. In sommige gevallen maakt dit al een einde aan de mogelijke inbreukmakende handeling. In tweede instantie kan een inbreukprocedure worden gestart bij een Duitse regionale rechtbank met een octrooikamer.
België is een voorbeeld van een land waarin de mogelijkheid van beschrijvend beslag bestaat: hierbij kan een neutrale expert onderzoek doen in een productiefaciliteit van een vermeende inbreukmaker.
Er zijn veel dingen om op te letten, met name bij licenties. Bij verkoop spreekt men de voorwaarden af, en dan moet men zorgen voor correcte overdracht. Daar kan veel bij mis gaan, maar in principe betreft het een procedurele handeling.
Bij licenties ligt het ingewikkelder: wil men het hele octrooi licentiëren, of slechts een gedeelte? Voor het hele gebied of de hele loopduur, of met een geografische dan wel tijdelijke beperking? De voorwaarden kunnen ook sterk verschillen: men kan een vast bedrag afspreken, maar ook werken met een percentage van de bereikte omzet, de hoeveelheid geproduceerde waren, en allerlei andere voorwaarden, alleen of in combinatie. Daarnaast is het van groot belang dat de afspraken goed worden vastgelegd. Het is sterk aan te bevelen hierbij een specialist in te schakelen.
Een IE-depot wordt soms gebruikt om later te kunnen bewijzen dat men op zekere datum bezit had van de in het depot weergegeven kennis. Als men geen octrooiaanvraag wil doen, maar ook niet het risico wil lopen dat een concurrent octrooi krijgt op een gelijksoortig product of proces, dan kan men het proces of product beschrijven en deponeren bij een notaris. Mocht men dan in de toekomst geconfronteerd worden met een octrooi van een concurrent, dan kan men bewijzen dat men deze kennis ook al had. Dit kan behulpzaam zijn in een inbreukzaak, wanneer men zich beroept op een recht van voorgebruik. Een depot kan ook behulpzaam zijn wanneer men met derden iets ontwikkelt, en later wil kunnen bewijzen welke kennis men al voor de samenwerking had. Een IE-depot is geen recht, maar eerder een bewijsstuk.
Dat hangt helemaal af van de afspraken die men met het andere bedrijf maakt. In principe geldt dat beide partijen rechten hebben op de uitvinding(en) die voortvloeit (voortvloeien) uit het onderzoek dat men met een ander bedrijf doet. Men kan dan gezamenlijk octrooi aanvragen. Het is van belang van te voren na te denken over hoe beide partijen omgaan met de verleningsfase, waarin de formulering van de octrooiconclusies (claims) wordt vastgelegd. Wie heeft het laatste woord over de conclusies, mocht er verschil van inzicht zijn? Hoe worden de kosten verdeeld? Het is ook mogelijk dat men gezamenlijk een onderzoekstraject doorloopt, waarbij is afgesproken welk van beide partijen welke (delen van de) IE-rechten krijgt. Ook hier geldt dat het van groot belang is van tevoren vast te leggen wie waarop recht heeft.
De maker van een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’ kan zijn auteursrecht overdragen aan een andere partij. Voor de overdracht van het auteursrecht is een geldige titel nodig. Een bekend voorbeeld daarvan is een koopovereenkomst. Een tweede voorwaarde is dat de partij die het auteursrecht overdraagt ook daadwerkelijk de rechthebbende is. De derde voorwaarde is dat de levering die is vereist voor de overdracht van het auteursrecht bij een daartoe bestemde akte moet plaatsvinden. Er is dus een schriftelijke overeenkomst benodigd.
Het is overigens van belang om te beseffen dat de maker van een werk ook na de overdracht van het auteursrecht nog bepaalde rechten heeft. Op basis van zijn persoonlijkheidsrechten kan de maker bijvoorbeeld bezwaar maken als zijn werk onder een andere naam wordt uitgegeven of als zijn werk wordt verminkt of aangetast. De persoonlijkheidsrechten kunnen niet worden overgedragen. Wel kan de maker afstand doen van een deel van zijn persoonlijkheidsrechten.