Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Hieronder vindt u antwoord op de veelgestelde vragen. Staat uw vraag er niet bij? Neem dan gerust contact op met een van onze experts of stuur uw vraag in via het contactformulier.
Afhankelijk van de rechtsvraag passen de gerechten van eerste aanleg en het Hof van beroep van het UPC het volgende recht toe:
- het Unierecht (de "Verordening betreffende het Unitair Octrooi" Verordening (EU) Nr. 1257/2012, en de "Verordening betreffende Vertalingen" Verordening (EU) Nr. 1260/2012);
- de Overeenkomst betreffende het Eengemaakt Octrooigerecht (UPC Overeenkomst);
- het Europees Octrooiverdrag (EOV);
- andere op octrooien van toepassing zijnde internationale overeenkomsten die bindend zijn voor alle Verdragsluitende Lidstaten (bijv. TRIPs).
In procedures voor het UPC speelt nationale wetgeving slechts een ondergeschikte rol.
De deadlines bij het UPC zijn kort, en al het bewijsmateriaal moet zo snel mogelijk worden ingediend ("front-loaded systeem"). Met het oog op het UPC vereisen bedrijfsstrategieën daarom grondige analyses ten aanzien van vrijheid van gebruik ('freedom to operate').
Duidelijk is dat het UPC en nationale rechtbanken sterk van elkaar verschillende procedurele regels hebben die met name van belang zijn voor de snelheid van de procedures. Daarnaast hebben de door hen genomen beslissingen een verschillende territoriale werkingssfeer.
In inbreukzaken ten aanzien van Europese of unitaire octrooien past het UPC de artikelen van de UPC Overeenkomst toe die betrekking hebben op directe inbreuk (artikel 25), indirecte inbreuk (artikel 26), beperking van de werking van een octrooi (artikel 27) en uitputting van rechten (artikel 29). Naar verwachting zal het Hof van beroep een belangrijke rol gaan spelen bij het duidelijk omschrijven van inbreuktoetsen ten aanzien van gelijkwaardigheid of indirecte inbreuk om harmonisatie tussen de bij het UPC aangesloten landen te bewerkstelligen.
Nee. Alleen de houder van een exclusieve licentie heeft het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, mits de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld, en tenzij de licentieovereenkomst anders bepaalt.
De houder van een niet-exclusieve licentie heeft niet het recht procedures voor het UPC aanhangig te maken, tenzij de licentieovereenkomst dit nadrukkelijk toestaat en de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld.
Nee. In een door een licentiehouder aanhangig gemaakte inbreukprocedure kan de geldigheid van een octrooi niet worden aangevochten bij het UPC als niet ook de octrooihouder partij in het geding is. Als een partij de geldigheid van een octrooi in een inbreukprocedure wenst te betwisten, zal deze partij een procedure tegen de eigenlijke octrooihouder bij het UPC moeten aanspannen.
De octrooihouder, de exclusieve licentiehouder (tenzij de licentieovereenkomst anders bepaalt en nadat de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld) en de niet-exclusieve licentiehouder (voor zover de licentieovereenkomst dit nadrukkelijk toestaat en nadat de octrooihouder vooraf in kennis is gesteld) hebben het recht zaken in te stellen bij het UPC.
Voor octrooihouders wordt het makkelijker om een Europees octrooi te handhaven, aangezien dit in alle UPC-landen door middel van één enkele procedure verwezenlijkt kan worden. Een beslissing van het UPC heeft directe gevolgen voor het octrooi in alle UPC-landen. Afhankelijk van uw situatie kan dit voordelige maar ook nadelige gevolgen hebben in vergelijking met het vroegere stelsel waarbij alleen nationale rechters over octrooizaken besloten.
Tijdens een overgangsperiode tot 1 mei 2030 kunt u ervoor kiezen dat het huidige stelsel van nationale rechters (voortgezet) op uw Europese octrooi(en) van toepassing blijft. In dat geval dient u bij het UPC een zogenaamd opt-outverzoek in te dienen voor die octrooien die van de rechtsmacht van het UPC uitgesloten moeten blijven. In dat geval verandert er niets en zullen rechtszaken uitsluitend door de nationale rechters worden behandeld.
De EU-lidstaten zijn de enige landen die zich bij de UPC Overeenkomst kunnen aansluiten. Het stelsel van het UPC en unitair octrooi gaat van start met de 17 hierboven genoemde UPC-landen.
Een aantal EU-landen, waaronder Cyprus, Griekenland, Hongarije, Ierland, Slowakije en Tsjechië, heeft de UPC Overeenkomst (nog) niet bekrachtigd. Zij kunnen in een later stadium alsnog een UPC-land worden.
Andere EU-lidstaten (zoals Spanje en Polen) hebben de UPC Overeenkomst niet ondertekend en zijn dus nog niet aangesloten.
Ongeacht of zij wel of niet bij het Europese Octrooiverdrag (EOV) zijn aangesloten, kunnen landen die geen EU-lid zijn, waaronder Noorwegen, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, zich niet aansluiten. Het Verenigd Koninkrijk is na de Brexit geen EU-lidstaat meer.